Afzakken

Geplaatst op 24-11-2012  -  Categorie: Verhalen Kano  -  Auteur: Toon Hoefsloot
Het is een terugkerend fenomeen binnen onze club om eens paar jaar een Rijn afzaktocht te houden. Ook dit jaar waren vier mensen daar voor te porren. Zulke ondernemingen kun je natuurlijk in de zomer doen wanneer het warm is, maar dat is voor de watjes. Daarom staat deze tocht voor eind november op de toerkalender. De 24e wel te verstaan.
 
Lano 4Er kunnen 4 boten op het dak van de witte bus van Daan en Antoinet. Zo dieselen we met haar in de vroege zaterdagochtend naar Duisburg. Vrij dichte mist vergezelde ons op de autosnelweg. Konden we wel varen met zulke mist? Het werd net licht toen we aan de kwaliteitsdijk in ‘Duusboerg’ stonden uit te kijken over de af en aan stomende schepen op de brede rivier. Acht uur. Een enkele hondenbezitter loopt al uit te laten. Even sjouwen met spullen en boten. Voor 2 dagen heb je net zoveel nodig als voor 2 weken valt mij altijd op. Equipment aantrekken. Zwemvest er overheen. Behoedzaam dalen we met onze zware bepakte boten af over de grillig gestorte basaltblokken naar het lokkende water. Uitglijden betekent een zere kont en mogelijk een gat in je boot. Het eerste overkomt Edwin. Met de boot over zich heen lag hij tamelijk ongemakkelijk en hulpeloos te kijken. Maar de lach en de humor van de situatie was sterker dan het ongemak.
 
Even later zwaait een steeds kleiner wordende Antoinet ons uit. De tocht is begonnen langs de stomende en rokende industrie aglomeraten van de nijvere stad. De nevel blijft hangen. Zowel zicht als stroom zijn redelijk. Een lekker gevoel om op huis aan te varen.
 
Nostalgische gedachten komen in mij op, de herinneringen aan de grote Rijntocht met Rienke. De dag blijft rustig, nevelig en zonder merkbare wind. Ik transpireer flink want onder het plastic worden mijn kleren vochtig. Ondanks het najaar is het vandaag een wattentocht. We schieten lekker op tussen de 12 en 13 km per uur. Als we geen politieboten vermoeden varen we lekker midden op stroom. Komen er grote schepen achter ons aan dan stellen we hun vaarroute vast en gaan we op tijd uit hun ideale lijn.
 
De rivier is mooi en mysterieus. Soms schijnt een voorzichtig zonnetje onder de nevel door. Dat zorgt voor heel speciaal licht, bijzondere kleuren en fel reflecterende anoraks. Zo is de rivier altijd op een andere manier aantrekkelijk. “Go with the flow”. Rob en Ed als steeds wat vooruit, Daan en ik in de achterhoede. Nu en dan een korte pauze. We willen kilometers maken, want morgen zal er wat wind en regen zijn beloven de weergoden van de media.
 
Tegen vieren zijn we Emmerich voorbij. Op de zuidelijke landpunt tussen rivier en Kleve trekken we onze boten op het droge zand en grindstrandje, sjouwen ze omhoog tot achter wat bomen waar een knus kampeerveldje naast een tractorspoor wordt gevonden. Naar nu blijkt, zijn we alle vier op de eenpersoonstoer: al snel na het omkleden staan er vier eenpersoons tentjes wat verspreid naast de boten. Voordeel: geen last van gesnurk; nadeel: geen gezamenlijk onderkomen om te balken, te koken en te drinken samen, al of niet gelardeerd met borrelnoten. Dat doen we dan maar buiten in het donker. Zolang het niet regent is dat ook geen probleem. Ed serveert eerst hete bonensoep met zoveel extra rookworst dat ik naar de soep moet zoeken. Goddelijk. Ik ruk een fles wijn open. Zo wordt het een feestmaal. Rob eet (godt mag weten waarom) koude kant-en-klare boerenkool, Ed en ik eten lekker van mijn warme salsa mais met spek, ui, paprika en macaroni, Daan maakt een culinaire groenteschotel met rijst en tonijn. Voldaan slurpen we de laatste wijn uit onze Laplandnappen als het licht begint te drenzen. We trotseren de miezer zolang de voorraad borrelnoten strekt. Dan druipen we noodgedwongen naar onze slaapzakken af voor een lange nachtrust. De mummie donszak als een behaaglijk condoom om me heen. Het is zeven uur en ik slaap al als een os.
 
In de nacht begint het wat te waaien. Nu en dan wordt ik gewekt door flapperend tentdoek. Tegen vijf uur ’s ochtends beukt de wind tegen de tent alsof die kapot moet. Hij blijft echter heel en dat is wel zo fijn. Wind fluit door de kale boom waar we vlak bij staan. De muziek van de storm. Rustig blijven liggen dromen, spreek ik mezelf kalmerend toe. Lig ik net weer zwaar te pitten als Rob me komt wekken. Het is nog stikdonker. Hij legt omstandig maar tactvol uit, dat het hard waait, (vertel mij wat!), dat we het flink voor de kiezen krijgen en dat het maar beter is direct bij het ochtend chloren in de boot te zitten. Hij heeft gelijk. Even laten zitten we aan de gebakken eieren met bacon. Opbreken in de schemer, inpakken en boten naar het water slepen. Daan doet nog even langdurig zijn behoefte. Wij wachten even. Zware luchten jagen over de rivier. We hebben de wind en de striemende vlagen schuin voor en dwars. Dat betekent alert varen en goed het asgrauwe water ‘lezen’. Wat meer uit de buurt van de grote schepen blijven. Onder de hoge wal varen. Het is moeilijk om technisch te blijven varen; het evenwicht en de voortgang kosten gewoon veel kracht. Lobith voorbij. In de verte doemen de kranen van Millingen op uit een loodgrijze achtergrond.
 
Op het moment dat we tegelijk moeten oversteken naar de Waalkop, raast juist een spookachtig striemende bui uit zuidwest over de rivier. Het water wordt flink opgejaagd. Op pure kracht varen we door het opgezweepte geweld naar het Pannerdens kanaal. Wat is zo’n rivier dan breed en dramatisch woest! Het water een heksenketel die doet denken aan Anglesey. (Lees: Anglesey op www.vada-kano.nl). Hotseflotsend en nu en dan steunend ploeteren we door het striemend natuurgeweld. Juist voor de splitsing gaan we het kanaal in waar de golven betijen maar niet de wind. Het kost veel kracht om de boot op koers te houden. Steeds blijven experimenteren met de juiste schegstand. Teveel scheg en je wordt meedogenloos naar lagerwal geblazen. Te weinig scheg uit en de boot loeft op naar het lonkend basalt. In vlagen is de wind zo hard, dat steunen naar de lage zijde moet tegen de regel in. Striemende regen doet bijna zeer op het gezicht. Daan en ik voelen onze krachten afnemen. We blijven steeds verder achter bij de sterke maten. Bij de pont van Pannerden geeft Daan aan, dat ie het niet gaat halen naar Wageningen. Bij Huissen moet ook ik capituleren. We besluiten bij Jason af te haken. We zijn tamelijk stuk gevaren. Rob en Edwin willen wel door. Of ze dat nu aan hun stand verplicht zijn of niet.
 
Terwijl wij ons omkleden op Jason waar Antoinet ons komt ophalen, harken onze binken doodgemoedereerd tegen windje 8 in met vlagen naar 9 BFt. door de Rijn af. In plaats van schutten bij Driel pikken ze natuurlijk de vistrap, want dat scheelt weer een uur. Om 15.30 u komen ze stukgevaren (al zullen ze dat pas over hun lijk toegeven) op Vada aan. Het juichend publiek moeten ze er maar bij denken want dat zit lekker thuis naar studiosport te kijken. Daan en Antoinet hebben intussen hun fietsen al aangeleverd en onze boten gestald. Ik lig inmiddels thuis in een warm bad mijn spieren te vertroetelen. Daarna even een half uurtje stoom douchen, anderhalve liter extra water innemen en ik ben al snel weer het ventje! Vanavond maar eens een blokje hout in de kachel stoken en gezellig met Monique babbelen.
 
Afzakken, een verhaal om levend te houden.
 
Toon Hoefsloot.